maandag 23 juni 2014

De Zouweboezem

Zaterdag 7 juni 2014: vogelmaatje en ik gaan Purperreigers kijken, en als het even meezit Zwarte Sternen en Bruine Kiekendieven. Daarvoor rijden we naar de Zouweboezem, in de buurt van Ameide. We slaan af van de A28 en belanden in een optocht van tientallen oude tractoren en ik keer snel om en ga via een andere weg. De dienstdoende motoragent is mij behulpzaam bij het vinden van een alternatieve route. Als we aankomen zijn er al honderdduizend woorden gesproken, en niet omdat het nu zo ver rijden is.
De eerste Bruine Kiekendief meldt zich, helaas wat ver weg. Als we bij de molen zijn is het geraas van de snelweg wat op de achtergrond geraakt. Het een eerder jaar te koop staande huis is kennelijk verkocht. We gaan zitten in de schaduw van een grote boom en wachten op wat komen gaat. Er vliegen wel Purperreigers over, maar slechts eentje komt een beetje bij ons in de buurt. In de verte zien we een paar stuntelende purpers vliegpogingen ondernemen, de lange poten onder het lijf zwierend.
Bij de vogelhut ligt een een bloemstuk aan het water, een eerbetoon aan een dode, maar informatie staat er niet bij.
Na de koffie lopen we door naar de echte Zouweboezem, een moerasachtig gebied waar Zwarte Sternen af en aan vliegen en een zeldzame Steltkluut in de verte aan het foerageren is. Bij het kijkscherm vraagt een man schuchter of we langs het pad misschien de moeraswederik hebben gezien, een zeldzaam plantje. Volgens vogelmaatje past de plantenhobby geheel bij de kennelijk verlegen en bescheiden inborst van de man. Doe mij maar meer van dit soort mensen.
We lopen eens wat verder dan afgelopen jaren, en, grote verrassing!, we zien de broedplaats van de Zwarte Sternen. De dag is weer helemaal geslaagd! Een witte postduif is de weg kwijt en wil water drinken, maar elke keer als hij op de bladen van de waterlelies gaat zitten wordt hij weggejaagd door de sternen die hem niet vertrouwen.

Purperreiger

Postduif

Zwarte Stern en Postduif





libellen-tandem
Kuifeend
Kneu

Rietgors

Rietzanger

Steltkluut

Tjiftjaf
Zwarte Stern





De Poppen     (J.B. Charles, uit Het geheim, 1952)

Toen ik laatst in de hemel was,
het was bij de topazen poort,
schreed daar een kleine optocht voort;
een grote klas, dacht ik, die uit mag.
 
Maar zij die naast mij stonden
en glimlachend de stoet passeren zagen,
zeiden, 't waren de kinderen die de laatste dagen
spelenderwijs te water raakten en verdronken.

De grootsten liepen voor, dan kwamen
de kleintjes, bij wat groteren aan de hand.
Zij stapten vol vertrouwen verder samen.
Ik stond daar als een vreemdeling aan de kant.
 
En enkelen zag ik stijf een pop in de armen houden;
de poppen die ze net nog uit de vijver redden zouden
toen 't water hen omhelzen ging
en in zijn zachte armen ving.
 
Die naast mij stonden legden uit, dit hier,
dit zijn nu onze liefste kinderen. En toen
dacht ik, op eens beschaamd, ik moet wat doen
en ik keek rond en vroeg: waar is een winkel hier.
 
Ik zei nog: want ik heb niets voor ze meegenomen.
Die naast mij stonden zeiden mij,
je kunt hier niets betalen, zeiden zij,
wij zijn hier allemaal met niets gekomen.
 
Dat maakte mij onrustig en verlegen.
O nee? En dan die poppen! streed ik tegen.
Die naast mij stonden keken mij aandachtig aan
en weken zwijgend uit elkaar om mij te laten gaan.

2 opmerkingen:

  1. Op school geleerd en nooit vergeten. Onze schoolarts was de zus van de dichter.
    Ik begreep ook toen de boodschap....

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Nog een prachtig gedicht van hem: Verdrinken, dat is water ademhalen....

    BeantwoordenVerwijderen